De Japanse taal maakt gebruik van zogenaamde grammaticale partikels. Dit zijn functiewoorden die grammaticale betekenis geven aan andere woorden (zoals zelfstandig naamwoorden en werkwoorden) en een zin tot een geheel maken. Door een partikel voor of achter een woord te zetten verschaf je extra informatie over dat woord. Heel simpel gezegd: kleine stukjes grammatica die je vertellen wat een woord in een zin doet.
Partikel achter een woord
Als je begint met Japans leren, begin je uiteraard met de meest voorkomende partikels. Je kunt dan als regel aanhouden dat partikels altijd achter het woord komen te staan waar het partikel betrekking op heeft. Kijk maar eens naar de volgende zin.
Kimu-san wa hachi ji ni gakkou e ikimasu.
Kim gaat om 8 uur naar school.
In deze zin staan drie partikels: wa, ni en e. Als we de zin in stukjes hakken, dan krijg je de volgende zinsdelen:
Kimu-san wa: het partikel wa geeft het topic van de zin weer. Kim is dus het topic.
hachi ji ni: het partikel ni geeft aan dat iets op een bepaalde tijd gebeurd. In dit geval 8 uur.
gakkou e: Het partikel e geeft richting aan. Kim gaat namelijk naar school.
ikimasu: het werkwoord in deze zin. Het werkwoord krijgt hier geen partikel.
Meest voorkomende partikels
Slik, het Japans kent natuurlijk heel veel partikels! 188 om precies te zijn. Gelukkig hoef je ze echt niet alle 188 te kennen om een beetje Japans te praten. Met deze partikels kom je al een heel eind!
Partikel Partikel Functie Voorbeeld Hiragana
WA は topicpartikel Ik ben Nederlander わたしはオランダじんです。
KA か vraagpartikel (altijd achter aan de zin) Waar gaan we naartoe? どこへいきますか。
GA が onderwerpspartikel Er is een kat ねこがいます。
O を lijdend voorwerp Een appel eten. リンゴをたべます。
DE で 1. middel (door middel van) 1. Met de trein naar school gaan. 1.でんしゃでがっこうへいきます。
2. plaats van actie 2. Op school Japans leren. 2.がっこうでにほんごをべんきょうします。
E へ richting (naar) Naar school gaan. がっこうへいきます。
NI に 1. bestemming 1. Naar school gaan. 1.がっこうにいきます。
2. tijdspartikel (na maanden, uren, minuten etc. 2. Om 11 uur een appel eten. 2.11じにりんごをたべます。
3. plaats van bestaan (bv met arimasu en imasu) 3. Er zit (is) een hond in de tuin. 3.にわにいぬがいます。
TO と “en” tussen twee zelfstandig naamwoorden Ik koop een pen en een boek. ぺんとほんをかいます。
YA や onder andere Ik koop onder andere een pen en een boek ぺんやほんをかいます。
MO も ook Ik ben ook een Nederlander. わたしもオランダじんです。
NO の maakt bezittelijk Het boek van de leraar. せんせいのほんです。
KARA から vanaf, vanuit (plaats en tijd) Ik heb vanaf 3 uur gestudeerd. 3じからべんきょうしました。
Vanaf Kyoto ga ik met de shinkansen. きょうとからしんかんせんでいきます。
MADE まで tot, tot aan (plaats en tijd) Ik heb van 3 tot 5 uur gestudeerd. 3じから5じまでべんきょうしました。
Ik ga met de shinkasen vanaf Kyoto tot aan Tokyo. きょうとからとうきょうまでしんかんせんでいきます。
NE ね hè (altijd achter aan de zin) Dat is goed hè. いいですね。
YO よ toch, hoor (altijd achter aan de zin) Ik ga naar Japan hoor. いいですよ。
Soorten partikels
Heb je nog niet genoeg van al die partikels? Je kunt ze indelen in acht verschillende soorten partikels:
- Aanwijspartikels (格助詞 kaku-joshi)
- Parallelpartikels (並立助詞 heiritsu-joshi)
- Eindemarkeringen (終助詞 shuu-joshi)
- Exclamatiepartikels (間投助詞 kantou-joshi)
- Bijwoordelijke partikels (副助詞 fuku-joshi)
- Onderwerp-partikels (係助詞 kakari-joshi)
- Verbindende partikels (接続助詞 setsuzoku-joshi)
- Zinspartikels (準体助詞 juntai-joshi)
Aanwijspartikel
Een aanwijspartikel beschrijft de positie van het voorgaande zelfstandig naamwoord tegenover het werkwoord van de zin.
Partikels: GA (が), NO (の), O (を), NI (に), E (へ), TO (と), DE (で),
Voorbeeld:
- Naar school gaan – gakkou e iku – 学校へいく (zelfstandig naamwoord – aanwijspartikel – werkwoord)
Parallelpartikel
Een parallelpartikel verbindt twee woorden met elkaar.
Partikels: TO (と), NI (に), KA (か), YA (や)
Voorbeeld:
- Welke vind je leuker, katten of honden? – neko to inu, docchi ga suki? – 猫と犬、どっちが好き。
- Ik heb thee en koffie. – ocha ya koohi ga aru – お茶やコーヒがある。
Eindemarkeringen
Eindemarkeringen komen, zoals het woord al aangeeft, aan het einde van een zin. Ze sluiten de zin af en kunnen hem daardoor vragend of bevestigend maken.
Partikels: KA (か), NO (の), YA (や), NA (な), WA (わ), TOMO (とも), KASHIRA (かしら)
Voorbeeld:
- Ga je vandaag naar school? – Kyou wa gakkou he ikimasu ka? – 今日は学校へいきますか。
- Waar ga je naartoe? – Doko e iku no? – どこへ行くの。
Exclamatiepartikels
Een exclamatiepartikel vergelijk je met bijvoorbeeld het Nederlandse hè, weet je wel, toch. Ook deze komen vaak aan het einde van een zin en worden gebruikt om wat extra kracht achter een zin te zetten.
Partikels: SA (さ), YO (よ), NE (ね)
- Is goed! – ii yo – いいよ!
- Het is vandaag koud hè. – Kyou wa samui yo ne. – 今日は寒いよね。
Bijwoordelijke partikels
Deze partikels worden vaak vertaald als “alleen”, “bijna” of “ongeveer”. Ze limiteren in zekere zin het woord waar ze op slaan.
Partikels: BAKARI (ばかり), MADE (まで), DAKE (だけ), HODO (ほど), KURAI (くらい), NADO (など), NARI (なり), YARI (やら)
Voorbeeld:
- Ik leer het alleen aan Yoshi. – Yoshi dake ni oshieru. – ヨシだけに教える。
- Ik heb denk ik ongeveer 390 Yen. – 390 en kurai aru kana. – 390円くらいあるかな。
Onderwerp-partikels
Een onderwerp-partikel duidt het onderwerp van de zin aan. Het partikel WA is zo’n partikel. Waarschijnlijk is dit het eerste partikel dat je leert en het vormt de basis van veel Japanse zinnen die je gaat schrijven. (Let op: het partikel wa wordt geschreven met het hiraganakarakter HA.)
Partikels: HA (は), MO (も), KOSO (こそ), DEMO (でも), SHIKA (しか), SAE (さえ), DANI (だに)
Voorbeeld:
- Ik ben Kinako. – Watashi wa Kinako desu. – 私はきなこです。
- Kim komt ook – Kimu mo kimasu. – キムも来ます。
Verbindende partikels
Verbindt twee zinnen aan elkaar, waarbij het partikel de relatie tussen de twee zinnen aangeeft.
Partikels: YA (や), GA (が), TE (て), NONI (のに), NODE (ので), KARA (から), TOKOROGA(ところが), KEREDOMO (けれども)
Voorbeeld:
- Ik heb buikpijn, maar ik ga toch naar school. – I ga itai noni, gakkou e ikimasu. – 胃が痛いのに、学校へ行きます。
- Ik hou van chocolade, maar ik eet het niet. – Chokoreeto ga suki desu ga, tabemasen. – チョコレートがすきですが、食べません。
Zinspartikels
Geeft de relatie aan tussen het werkwoord en het woord dat erna komt.
Partikels: NO (の), KARA (から)
Voorbeeld:
- Mijn boek. – Watashi no hon. – 私の本。
- Vanaf school [ergens naartoe] gaan. – Gakkou kara iku. – 学校から行く。